PAS melders

hoe gaan ze de pas melders legaliseren .

de overheid gaat ze helpen wat in houdt staatssteun op N rechten deze komen op de markt als schaarse rechten . aan schaarse rechten is een loop periode aan verbonden wat betekend dat die rechten maar voor bepaalde tijd zijn . zeg maar 10 jaar .ook kan iedereen dingen naar schaarse rechten boer industrie . kort om een verdeel sleutel . boeren met PAS melding zullen maar een gedeelte rechten krijgen voor hun activiteit



De mededingingsnorm en de transparantieplicht
Eind 2016 identificeerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een Nederlandse rechtsnorm die inhoudt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen aan potentiële gegadigden de mogelijkheid moet worden geboden mee te dingen naar de beschikbare vergunningen (ECLI:NL:RVS:2016:2927, Vlaardingen). Deze mededingingsnorm is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel, dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen. Uit deze norm vloeit voort dat het bestuur een passende mate van openbaarheid moet verzekeren over de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Dit wordt de transparantieplicht genoemd. Uit de mededingingsnorm vloeit ook voort dat schaarse vergunningen in beginsel niet voor onbepaalde tijd, maar alleen voor bepaalde tijd mogen worden verleend.

Een korte inventarisatie maakt duidelijk dat het leerstuk van de schaarse rechten inmiddels op uiteenlopende terreinen tot uitdrukking komt: van coffeeshops tot marktplaatsen en van aanlegsteigers tot oliebollenkramen en parkeerplaatsen. Ook in het subsidierecht speelt dit leerstuk een belangrijke rol. De praktische uitvoering van de mededingingsnorm en de transparantieplicht roept een groot aantal vragen op. Op veel van deze vragen zijn in de rechtspraak nog geen antwoorden geformuleerd.

Tijdens de brainstormsessie is ingezoomd op twee actuele vragen waar overheden mee worden geconfronteerd als zij besluiten een maximum te stellen aan het aantal vergunningen dat voor een bepaalde activiteit wordt verleend.

Deel dit topic

Reacties

+1
labella
Wat zit je nu weer allemaal te bazelen, nu al aan de drank?
waakhond
@labella gij snapt het niet .
fosfaat rechten zijn ook schaarse rechten . weten jullie dat wel ????? verdiep je eigen er maar eens in

Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel
van fosfaatrechten
NOTA VAN WIJZIGING
Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt “vier leden” vervangen door: vijf leden.
2. De zinsnede “voor 1 april 2017” wordt telkens vervangen door: voor een datum
die bij ministeriele regeling wordt vastgesteld,.
3. Aan het slot van het onderdeel wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Onze Minister van Economische Zaken maakt binnen zes maanden na de
vaststelling van het op het bedrijf rustende fosfaatrecht de gegevens, bedoeld in
paragraaf 5.2.7, onderdeel 104, van de staatssteunrichtsnoeren ten behoeve van
milieubescherming en energie (PbEU 2014, C 200) bekend. Deze gegevens blijven
voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.
B
Aan onderdeel J worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
3. In onderdeel c vervalt “of”.
4. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door: , of.
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de kennisgeving voor het overgaan van een fosfaatrecht, of gedeelte daarvan,
voor 1 januari 2018 is gedaan.
C
Onderdeel N wordt als volgt gewijzigd:
1. In het voorgestelde artikel 38a wordt voor de tekst de aanduiding “1.” geplaatst.
2. Aan het voorgestelde artikel 38a wordt een lid toegevoegd, luidende:
2
2. Een vrijstelling of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend gegeven
voor milieudoelstellingen die verder gaan dan die welke op grond van de voor de
betrokken ondernemingen verplichte Unie-normen zouden zijn bereikt.
3
TOELICHTING
1. Aanleiding
In artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald
dat behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, steunmaatregelen van de
staten in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door
begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of
dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de interne markt, voor zover deze steun
het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Mede gelet op de
uitspraak van het Hof van Justitie over de introductie van uitstootrechten voor NOx
(HvJ C-279/08) is in de memorie van toelichting aangegeven dat de verwachting was
dat bij de introductie van fosfaatrechten van staatssteun sprake zou zijn. Gesprekken
met de Europese Commissie hebben dit bevestigd.
Inzet van Nederland was om de introductie van een stelsel van fosfaatrechten voor
melkvee ook verenigbaar te laten verklaren op basis van de «Richtsnoeren staatssteun
ten behoeve van milieubescherming en energie 2014 – 2020».1 Uit gesprekken met de
Europese Commissie2 hierover is gebleken dat van verenigbaarheid uitsluitend sprake
kan zijn als Nederland het stelsel van fosfaatrechten op onderdelen aanpast om te
voldoen aan de voorwaarden uit genoemde richtsnoeren.
2. Staatssteun
Van staatssteun is in het voorliggende geval sprake omdat:
1. met het stelsel van fosfaatrechten rechten of vergunningen worden geïntroduceerd
die vanaf de inwerkingtreding schaars zullen zijn;
2. de te introduceren fosfaatrechten vrij verhandelbaar worden en een waarde
vertegenwoordigen in het economisch verkeer;
3. de fosfaatrechten gratis worden toegewezen aan ondernemingen die in Nederland
op de peildatum van 2 juli 2015 melkvee op hun bedrijf hielden.
Uit de uitspraak over uitstootrechten voor NOx waaraan is gerefereerd wordt afgeleid
dat de waarde die de rechten vertegenwoordigen door de overheid wordt gecreëerd.
De rechten komen toe aan bepaalde ondernemingen die het voordeel niet langs
commerciële weg kunnen verkrijgen. Het voordeel is daarmee selectief en in de
staatssteunpraktijk wordt snel aangenomen dat een maatregel in potentie de
concurrentie kan vervalsen en de handel tussen landen in de interne markt kan
beïnvloeden. De Europese Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat het bij de
introductie van fosfaatrechten om staatssteun gaat.

1Mededeling van de Commissie, 2014/C 200/01.
2 Gesprekken met DG Concurrentie, DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling en DG Milieu.
4
Nederland heeft bij de Europese Commissie bij de beoordeling of van staatssteun
sprake is aandacht gevraagd voor drie bijzondere omstandigheden.
Allereerst is gewezen op de omstandigheid dat Nederland productiebegrenzende
maatregelen in de melkveehouderij moet introduceren als een direct gevolg van de
stijging van de fosfaatproductie in de melkveehouderij die is opgetreden na het
vervallen van de Europese melkquotering per 1 april 2015. In de Nederlandse situatie
werd de mestproductie door melkvee indirect begrensd door de beperkingen die
volgden uit de Europese melkquotering. De noodzaak om op nationale schaal
productiebeperkende maatregelen te nemen is pas gekomen nadat de Europese
melkquotering is komen te vervallen.
In de tweede plaats is gewezen op de context waarbinnen de maatregel wordt
geïntroduceerd. Veel melkveehouders zullen de introductie van fosfaatrechten niet als
voordeel of als steunmaatregel ervaren. Immers, de introductie ervan beperkt
ondernemingen in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Na de introductie van
fosfaatrechten kan een melkveehouder enkel nog uitbreiden indien hiervoor (naar
verwachting kostbare) fosfaatrechten worden verworven. Vooral jonge
toekomstgerichte ondernemers zullen aanvoeren dat het kunnen verhandelen van de
rechten voor hen een fictie is. De waarde van de toegekende fosfaatrechten kan alleen
worden verzilverd wanneer de economische activiteit waarvoor de rechten zijn
toegekend wordt beëindigd. Ook voor ondernemingen die plannen hebben om uit te
breiden zal de introductie van fosfaatrechten niet zozeer als steun maar veeleer als
last worden ervaren. Aanvullend hierbij speelt de omstandigheid dat de generieke
korting die zal worden toegepast moeilijk los kan worden gezien van de introductie van
fosfaatrechten. De generieke afroming is een pijnlijke maatregel die op bedrijfsniveau
zal resulteren in een afnemende productie of de noodzaak tot aankoop van extra
rechten.
De derde omstandigheid die expliciet bij de Europese Commissie onder de aandacht is
gebracht betreft de vraag of de voorliggende maatregel het handelsverkeer tussen de
lidstaten ongunstig beïnvloedt. Op 26 mei 2016 – iets meer dan een jaar na het
vervallen van de Europese melkquotering - is in het Europees Parlement plenair
gedebatteerd over de situatie in de zuivelsector. Parlementariërs hebben daar gewezen
op de slechte situatie in de zuivelsector en breed verzocht om maatregelen, al dan niet
in de vorm van een EU-breed productieplafond. De introductie van fosfaatrechten kan
een bijdrage leveren aan de oplossing van het probleem dat op 26 mei 2016 door het
Europees Parlement is erkend. Daarbij zijn de negatieve gevolgen, zoals eerder
geschetst, vrijwel uitsluitend voor rekening van ondernemers die reeds in Nederland
actief zijn. De maatregel maximeert immers enkel de omvang van de producten die
door melkveehouders in Nederland kunnen worden geproduceerd, maakt de
mogelijkheden voor schaalvergroting door Nederlandse ondernemingen kostbaarder en
5
verbetert daarmee indirect de concurrentiepositie van melkveehouderijen in andere
EU-lidstaten.
De omstandigheden die Nederland heeft aangevoerd waren voor de Europese
Commissie echter geen reden om tot een ander oordeel te komen dan dat bij de
introductie van fosfaatrechten van staatssteun sprake is.
3. Geoorloofde staatssteun
Staatssteun kan door de Europese Commissie verenigbaar worden verklaard met de
interne markt. De richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en
energie 2014 – 2020 bieden hiervoor ook houvast. Deze richtsnoeren geven
voorwaarden waaronder steun in de vorm van regelingen met verhandelbare rechten
verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt (paragraaf 3.10 van de
richtsnoeren). De Europese Commissie heeft echter aangegeven dat zij twee
fundamentele belemmeringen ziet om de introductie van fosfaatrechten in de
voorgestelde vorm verenigbaar te kunnen verklaren.
In de eerste plaats mag staatssteun niet verstrekt worden in die gevallen waarbij
sprake is van de overtreding van een EU-norm en ter voorkoming van een
inbreukprocedure. Nederland voldeed in 2015 niet aan de voorwaarde die door de
Europese Commissie aan de derogatie is verbonden door het mestproductieplafond te
overschrijden en zal dat naar verwachting in 2016 ook niet doen. Nederland riskeert
daarmee een ingebrekestelling. De Europese Commissie wil staatssteun pas toestaan,
zodra Nederland onder het fosfaatproductieplafond produceert.
In de tweede plaats schrijven de richtsnoeren voor dat een regeling waarbij sprake is
van staatssteun in de vorm van verhandelbare rechten zodanig moet zijn opgezet dat
milieudoelstellingen worden bereikt die verder gaan dan die welke op grond van de
EU-norm reeds zijn voorgeschreven. Nederland dient in de ogen van de Europese
Commissie met het stelsel van fosfaatrechten een doel na te streven dat verder gaat
dan louter het borgen van het productieplafond van 172,9 miljoen kilogram fosfaat,
zoals dit door de Europese Commissie als voorwaarde aan de derogatie is verbonden.
4. Nederlandse oplossing voor de staatssteunbelemmeringen
In het belang van het behoud van de derogatie en de voortzetting daarvan is met de
Europese Commissie gezocht naar een oplossing voor de twee fundamentele
belemmeringen. De oplossing voor de eerste belemmering is gevonden door het
moment waarop het stelsel van fosfaatrechten in werking treedt gelijk te stellen met
het moment waarop is geborgd dat Nederland onder het productieplafond produceert.
Concreet betekent dit dat bedrijven in 2018 over voldoende fosfaatrechten dienen te
6
beschikken om hun fosfaatproductie met melkvee te verantwoorden. De generieke
korting zal met ingang van 1 januari 2018 plaatsvinden en dat is tevens het moment
waarop fosfaatrechten voor het eerst kunnen overgaan van het ene bedrijf naar het
andere. In onderdeel B van deze nota van wijziging is dit vormgegeven door aan
artikel 29, eerste lid, van de Meststoffenwet een onderdeel toe te voegen dat bepaald
dat een kennisgeving die voor 1 januari 2018 is gedaan niet wordt geregistreerd.
Tevens is ervoor gezorgd dat knelgevallen zich mogelijk nog later, op een bij
ministeriële regeling vastgestelde datum, kunnen melden.
Staatssteun wordt geacht te ontstaan op het moment dat de fosfaatrechten
verhandeld kunnen worden en daarmee dus een waarde krijgen. Door de
verhandelbaarheid uit te stellen tot het moment waarop de generieke korting wordt
toegepast wordt ervoor gezorgd dat staatssteun pas ontstaat zodra Nederland weer
onder het fosfaatproductieplafond produceert. Hiermee vervalt het eerste
fundamentele bezwaar van de Europese Commissie om staatssteun verenigbaar te
kunnen verklaren met de interne markt.
De oplossing voor de tweede belemmering maakt reeds onderdeel uit van het
wetsvoorstel: de fosfaatbank. Op het moment dat met de generieke korting
gegarandeerd is dat de fosfaatproductie weer onder het productieplafond is gebracht
zullen de fosfaatrechten die worden afgeroomd bij overdracht vervallen naar de
fosfaatbank. Hiermee wordt gegarandeerd dat het stelsel van fosfaatrechten toewerkt
naar een situatie die verder gaat dan de voorgeschreven EU-norm, te weten het
fosfaatproductieplafond van 172,9 miljoen kilogram. Ten einde de Europese Commissie
voldoende comfort te bieden dat Nederland de fosfaatbank daadwerkelijk aanwendt
om verder te gaan dan reeds uit hoofde van Europese milieudoelstellingen is verplicht,
wordt deze voorwaarde expliciet in het wetsvoorstel opgenomen. Onderdeel C van
deze nota van wijziging strekt tot deze aanscherping. Voor verdere behandeling van
het wetsvoorstel is van belang dat de fosfaatbank noodzakelijk is om het stelsel van
verhandelbare fosfaatrechten, gegeven de staatssteunkaders, in te kunnen voeren.
Het is niet mogelijk de verhandelbaarheid van de fosfaatrechten uit te stellen zonder
hetzelfde te doen met het verbod om zonder fosfaatrechten te produceren, het
voorgestelde artikel 21b van het wetsvoorstel. Immers, indien het verbod wel in
werking zou treden met ingang van 1 januari 2017 dan kunnen bedrijven die na 2 juli
2015 zijn gegroeid deze groei niet verantwoorden door extra fosfaatrechten te
verwerven. Hoewel altijd is benadrukt dat groei na 2 juli 2015 voor rekening en risico
is van bedrijven die deze groei realiseren is tevens aangekondigd dat fosfaatrechten
verhandelbaar zullen worden. Afbreuk doen aan de mogelijkheid om groei door de
aankoop van fosfaatrechten te rechtvaardigen was tot het uitbrengen van deze nota
van wijziging niet voorzienbaar en kan daarom ook niet aan bedrijven worden
tegengeworpen die op de handel in fosfaatrechten hebben geanticipeerd. Het is goed
voorstelbaar dat bedrijven die na 2 juli 2015 zijn gegroeid hierover reeds afspraken
7
hebben gemaakt met bedrijven die te zijner tijd afstand willen doen van
fosfaatrechten. Enkel de verhandelbaarheid uitstellen en bedrijven dwingen de na 2 juli
2015 gerealiseerde groei in 2017 ongedaan te maken zou stuiten op ernstige
juridische bezwaren. Bij de beoordeling of sprake is van een rechtmatige inmenging op
het eigendomsrecht speelt de voorzienbaarheid van deze inmenging een belangrijke
rol. Inwerkingtreding van het verbod om zonder fosfaatrechten te produceren, zonder
te voorzien in verhandelbaarheid met ingang van die datum, zou daaraan in dit geval
niet voldoen.
5. Effecten van de Nederlandse oplossing voor de staatssteunbelemmeringen
Fosfaatproductieplafond
Met het oorspronkelijke voorstel zou Nederland met ingang van 1 januari 2018 het
fosfaatproductieplafond hebben geborgd. Dat wijzigt niet als gevolg van de
voorgestelde aanpassingen. In 2017 wordt echter, in tegenstelling tot het
oorspronkelijke voorstel, niet voorzien in maatregelen die bijdragen aan de realisatie
van het productieplafond. In het oorspronkelijke voorstel zou de fosfaatproductie in
2017 zakken tot het niveau dat met het melkvee dat op 2 juli 2015 werd gehouden.
Door de verhandelbaarheid alsmede het verbod op het produceren zonder
fosfaatrechten uit te stellen tot 1 januari 2018 zal in 2017 geen reductie van de
fosfaatproductie kunnen worden afgedwongen. Gegeven dat op 1 januari 2018 een
systeem van fosfaatrechten in werking zal treden, waarin een korting zal zijn
verdisconteerd die borgt dat Nederland weer onder het productieplafond zal
produceren, is echter waarschijnlijk dat in de loop van 2017 ook zonder een specifiek
instrument voor 2017 een daling van de fosfaatproductie door melkvee zal optreden.
Afroming bij overdracht in 2017
In het oorspronkelijk voorstel werd een afroming bij overdracht voorzien. Deze
afroming zou in 2017 moeten bijdragen aan het verlagen van de generieke korting.
Het uitstellen van de handel in fosfaatrechten tot 1 januari 2018 zorgt ervoor dat er
ook geen afroming bij overdracht kan plaatsvinden in 2017. De reductie die moet
plaatsvinden per 1 januari 2018 zal daarmee volledig moeten worden gerealiseerd met
de generieke afroming. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft per brief van
8 september 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 33 979, nr. 141) de Tweede Kamer
geïnformeerd over de factoren die bepalend zijn voor de hoogte van de generieke
afroming. Eén van de genoemde factoren betrof de afroming bij overdracht die zou
plaatsvinden in 2017. Door deze afroming zou de opgave bij de generieke afroming
kleiner worden. Nu er in 2017 geen afroming bij overdracht plaatsvindt zal dit
betekenen dat de generieke afroming hoger uit zal vallen. Het is op dit moment niet
mogelijk in schatten wat hiervan het precieze effect zou zijn geweest omdat onzeker is
hoeveel overdrachten er in 2017 plaats zouden vinden.
8
6. Transparantie
De staatssteun zal verenigbaar moeten worden verklaard onder de
staatssteunrichtsnoeren ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020.
Om de notificatie onder deze richtsnoeren met goed gevolg te kunnen doorlopen dient
de maatregel in overeenstemming te worden gebracht met de voorwaarden die in de
richtsnoeren worden gesteld. Als gevolg daarvan wordt aan het wetsvoorstel een
grondslag opgenomen om te kunnen voldoen aan de eisen die aan de transparantie
van de steun worden gesteld. In punt 104 van de richtsnoeren is bepaald dat de
lidstaten op een website de identiteit, de vorm en het bedrag van de steun voor elke
begunstigde bekend moeten maken. Ook dient te worden vermeld of de toewijzing
geschiedt aan een kleine of middelgrote of grote onderneming, dient de provincie
waarin het bedrijf gevestigd is te worden vermeld alsmede de voornaamste sector
waarin de begunstigde actief is. De voorgestelde wijziging van artikel 23 van de
Meststoffenwet geeft de wettelijke basis om openbaar te maken aan welke
melkveehouder welk aantal fosfaatrechten is verleend. Fosfaatrechten worden niet
alleen aan rechtspersonen maar ook aan natuurlijke personen toegekend. Een
wettelijke basis voor de openbaarmaking van deze gegevens van natuurlijke personen
is in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens een vereiste. De gegevens
zullen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op haar website worden
geplaatst. Het gaat hierbij alleen om de initiële toedeling van fosfaatrechten. Indien
fosfaatrechten nadien worden verhandeld is geen sprake van staatsteun. De
verhandeling van fosfaatrechten zal daarom niet op de website worden bijgehouden.
7. Procedure staatssteunregels
Staatssteun moet genotificeerd worden. Deze procedure duurt minimaal twee
maanden. Indien Nederland zou betogen dat van staatssteun geen sprake is of de
uitkomst van de notificatie niet afwacht kan de Europese Commissie Nederland
dwingen om de steunmaatregel te schorsen. Ook kan de Europese Commissie
Nederland dwingen het verstrekte voordeel met rente terug te vorderen van de
steunontvangers (de melkveebedrijven). Gegeven het aantal betrokkenen en de
omvang van de steun wordt het risico op het verstrekken van ongeoorloofde steun
ontoelaatbaar en onverantwoord geacht. Het is met het oog op dit risico dat ervoor is
gekozen het wetsvoorstel met deze nota van wijziging zodanig aan te passen dat
hierover geen verschillen van inzicht met de Europese Commissie bestaan.
8. Derogatie onder de Nitraatrichtlijn
Onder punt vijf is reeds toegelicht dat als gevolg van de aanpassing in 2017 geen
dwingend instrument zal zorgen voor een daling van de fosfaatproductie van de
melkveehouderij. In het oorspronkelijke plan zou de fosfaatproductie in dat jaar dalen
9
tot het niveau van 2 juli 2015. De staatssteunregels verhinderen echter dat plan tot
uitvoer te brengen. De Europese Commissie eist echter onverminderd van Nederland
dat het op zo kort mogelijke termijn een daling realiseert van de fosfaatproductie, ook
in 2017. Tot het moment dat Nederland dat overtuigend kan aantonen blijft een
ingebrekestelling vanwege de overtreding van de derogatiebeschikking reëel. Het
overleg hierover met de Europese Commissie zal uiteraard worden voortgezet. De
Europese Commissie benadrukt dat het essentieel is dat Nederland een overtuigend
pakket presenteert waarmee de fosfaatproductie in 2017 wordt gereduceerd. De inzet
van de Europese Commissie is dat eind 2017 zeker moet worden gesteld dat
Nederland weer aan de verplichtingen voldoet. Er zal nadrukkelijk een beroep worden
gedaan op de betrokken sectorpartijen om een overtuigende daling van de
fosfaatproductie in 2017 te realiseren.
(w.g.) De Staatssecretaris van Economische Zaken,
+7
labella
@waakhond Tjonge wat ben ik blij datik dislectysch ben.
+3
matt
@labella scrollen was me al te veel 😀
Hooibaaltje
@waakhond val er bij in slaap. Pfffff
Frederika
@waakhond was er niets meer te vertellen
waakhond
@Frederika de fosfaat rechten zijn uitgegeven als schaarse rechten bij schaarse rechten hangt een loop periode aan ( begin datum en eind datum ) staat dat op u beschikking ???? bij mijn niet . dus zijn het geen schaarse rechten . GOED LEZEN WAT ER OVERGESCHREVEN WORDT

het kantoor van de landsadvocaat schrijf het volgende er over .

Schaarse vergunningen en het bestuursrecht: antwoorden op nieuwe vraagstukken
door: Marleen Botman, Jasper Kennis en Maartje de Wit | 19 december 2019 | Wet- en regelgeving

Inzicht in Bestuursrecht stond in 2019 in het thema van 25 jaar Algemene wet bestuursrecht (Awb). De afgelopen 25 jaar heeft de Awb bewezen voor veel vragen een kader en antwoorden te bieden. In een aantal interactieve brainstormsessies hebben wij samen met de deelnemers aan Inzicht in Bestuursrecht onderzocht hoe het bestuursrecht ook een kader en oplossing kan bieden voor vier actuele problemen. In de brainstormsessie ‘Schaarse vergunningen en het bestuursrecht: antwoorden op nieuwe vraagstukken’ zijn Marleen Botman, Jasper Kennis en Maartje de Wit ingegaan op schaarse rechten.

In de brainstormsessie stonden twee actuele vragen centraal waar overheden mee worden geconfronteerd als zij een schaarse vergunning invoeren. Aan de hand van de ervaringen van de verschillende deelnemers en de bestaande beginselen in het bestuursrecht zijn tijdens de sessie diverse antwoorden geformuleerd. In dit blog doen zij verslag van deze brainstormsessie.

De mededingingsnorm en de transparantieplicht
Eind 2016 identificeerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een Nederlandse rechtsnorm die inhoudt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen aan potentiële gegadigden de mogelijkheid moet worden geboden mee te dingen naar de beschikbare vergunningen (ECLI:NL:RVS:2016:2927, Vlaardingen). Deze mededingingsnorm is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel, dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen. Uit deze norm vloeit voort dat het bestuur een passende mate van openbaarheid moet verzekeren over de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Dit wordt de transparantieplicht genoemd. Uit de mededingingsnorm vloeit ook voort dat schaarse vergunningen in beginsel niet voor onbepaalde tijd, maar alleen voor bepaalde tijd mogen worden verleend.

Een korte inventarisatie maakt duidelijk dat het leerstuk van de schaarse rechten inmiddels op uiteenlopende terreinen tot uitdrukking komt: van coffeeshops tot marktplaatsen en van aanlegsteigers tot oliebollenkramen en parkeerplaatsen. Ook in het subsidierecht speelt dit leerstuk een belangrijke rol. De praktische uitvoering van de mededingingsnorm en de transparantieplicht roept een groot aantal vragen op. Op veel van deze vragen zijn in de rechtspraak nog geen antwoorden geformuleerd.

Tijdens de brainstormsessie is ingezoomd op twee actuele vragen waar overheden mee worden geconfronteerd als zij besluiten een maximum te stellen aan het aantal vergunningen dat voor een bepaalde activiteit wordt verleend.


1) Hoe om te gaan met verleende vergunningen bij introductie van een schaarse vergunning?
Bij het maximeren van het aantal vergunningen zal in veel gevallen al aan andere partijen een vergunning voor onbepaalde tijd zijn verleend. Hoe kan met deze vergunningen worden omgegaan? De zittende partijen zullen er belang bij hebben hun activiteiten zo lang mogelijk te continueren. De belangen van deze zittende partijen zullen moeten worden afgewogen tegenover de belangen van de potentiële nieuwkomers op de markt. Er zal dus een nieuwe balans moeten worden gevonden tussen de mededingingsnorm enerzijds en beginselen als rechtszekerheid anderzijds.

In hoofdlijnen zijn er drie mogelijkheden:

Een eerste optie is te wachten tot verleende vergunningen worden ‘teruggegeven’, waarna de vrijgekomen schaarse vergunningen worden verstrekt door middel van een transparante verdeelprocedure. In deze optie wordt in belangrijke mate tegemoet gekomen aan belangen van de zittende partijen, maar mogelijk maar in beperkte mate aan de mededingingsnorm.
Een tweede optie is om de verleende vergunningen te laten voortbestaan en daarnaast een aantal nieuwe vergunningen te verdelen. Deze situatie vereist wel dat het plafond hoger is dan het aantal vergunningen dat reeds is verleend. Bovendien zal aan de verleende vergunningen een overgangstermijn dienen te worden gekoppeld, zodat is gewaarborgd dat de vergunning niet voor onbepaalde tijd is verleend.
Een derde optie is om alle verleende vergunningen in te trekken en met een schone lei te beginnen: alle vergunningen zullen opnieuw worden verdeeld. Hiermee wordt maximaal tegemoet gekomen aan de mededingingsnorm. Dit kan onder omstandigheden tot gevolg hebben dat de zittende partijen zullen moeten worden gecompenseerd
Welke optie de beste keuze is, hangt af van verschillende factoren, zoals de aard van de vergunning en de betrokken activiteit, de gepleegde investeringen om deze te verrichten en de hoogte van het plafond. Uiteraard is ook mogelijk om de verschillende elementen van de drie geschetste opties te combineren.


2) Hoe bepaal je de juiste geldigheidsduur van een schaarse vergunning?
Een tweede vraag waar overheden mee worden geconfronteerd ziet op de geldigheidsduur van de schaarse vergunning. Hoe kan deze worden bepaald?

Als het gaat om een situatie waarin een plafond wordt vastgesteld terwijl al vergunningen voor onbepaalde tijd zijn verleend, kan onderscheid worden gemaakt tussen de overgangstermijn voor bestaande vergunningen en de geldigheidsduur voor de nieuwe vergunningen. De hoofdregel is immers dat deze voor bepaalde tijd worden verleend.

Om de geldigheidsduur van een vergunning vast te stellen dient vooral te worden gekeken naar de investeringen die zijn gepleegd; hoe lang duurt het om deze investeringen terug te verdienen en bovendien een redelijke winst maken? Bij het bepalen van de overgangstermijn zal ook het rechtszekerheidsbeginsel een belangrijke rol spelen. In beide gevallen geldt dat de gekozen duur zorgvuldig wordt bepaald en van een goede motivering wordt voorzien.

In dit verband is de recente uitspraak van de rechtbank Den Haag besproken die zag op de geldigheidsduur van een speelautomatenhalvergunning (ECLI:NL:RBDHA:2019:8907). De rechtbank overweegt dat bij de vaststelling van de vergunningsduur een kenbare afweging van belangen (3:4 Awb) en een deugdelijke motivering (3:36 Awb) vereist is, gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden (3:2 Awb). Het gaat daarbij niet om een casuïstische beoordeling, maar om een beoordeling naar objectieve maatstaven. De toepasselijke verordening ging uit van een vergunningsduur van vijf jaar. In de toelichting bij de vergunning was de keuze voor deze termijn echter niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de betreffende bepaling die ziet op de vergunningsduur buiten toepassing had moeten worden gelaten wegens strijd met genoemde bepalingen in de Awb. De rechtbank betrekt in dit oordeel onder meer dat de verordening dateert van na de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2016 in de zaak Vlaardingen.


Tot slot: schaarse vergunningen in de Awb?
Het thema van Inzicht in Bestuursrecht 2019 was de 25e verjaardag van de Awb. De mededingingsnorm en de transparantieplicht zijn hierin niet neergelegd. Zou het toegevoegde waarde hebben deze normen hierin op te nemen?

De meerderheid van de deelnemers beantwoordde deze vraag bevestigend. Volgens hen zou dit kunnen bijdragen aan het vergroten van het bewustzijn over het leerstuk, met name bij beleidsmedewerkers. Het leerstuk van de schaarse rechten zou daarmee een nuttige toevoeging zijn aan de Awb.

Lees over de verdeling van schaarse rechten in het bestuursrecht ook onze eerdere blogberichten:
Bartlehiemboer
@waakhond Tenminste eens een bericht met "inhoud"
PIONIER
@waakhond . : !!
waakhond
Waarom denken jullie dat de PAS op 1-7-2015 is ingevoerd ?????
Jaap40
@waakhond ben benieuwd naar het antwoord.....
waakhond
@Jaap40 met de onderhandeling in Brussel over invoer van de fosfaat rechten
is waarschijnlijk naar voren gekomen dat de rechten uit gedeeld mogen worden als de bedrijven legaal zijn . tja en dat waren ze niet allen maal dus maar gauw de PAS in elkaar geknutseld en gebruik gemaakt van deze regel.

Er kan zich de situatie voordoen dat zich een illegale situatie voordoet maar dat de overtreder reeds een vergunning heeft aangevraagd of dat de situatie gelegaliseerd kan worden door de desbetreffende vergunning aan te vragen. In deze gevallen kan zich concreet zicht op legalisatie voordoen zodat het bevoegde gezag mag afzien van handhavend optreden.

maar deze regel zijn ze vergeten

Als de verlening van de vergunning afhankelijk is van een tussenkomende schakel die aan verlening van de vergunning in de weg kan staan, dan is er geen sprake van concreet zicht op legalisatie

en dat was nu net het geval met de PAS . raad van state heeft de legalisatie vernietigd

dus Groote problemen . in princiepen zouden de vergunning houders fosfaat rechten van van melder kunnen op eisen staat allemaal beschreven voorwaarden schaarse rechten

het is voor de PAS melder een groot drama . hoe gaan ze dit oplossen ?????
cornelissen
Waarschijnlijk niet om nog allemaal uitbreidingen na 1-7 -2015 mogelijk te maken ,al was het wel de opzet van de pas om uitbreidingen na 1-7-2015 zonder veel rompslomp mogelijk te maken.
Ik vermoed ,dat er nog wat uitbreidingen in stallen en vee van voor 1-7-2015 moesten worden gelegaliseerd, want hoe kom je anders aan ca. 3500 pas melders. Maar ik zeg , ik vermoed.

« Terug naar discussielijst

Deel ook jouw kennis en inzicht

De melkveehouderij staat bol van de ontwikkelingen. Elke dag worden er tientallen nieuwsberichten besproken en kennis gedeeld. Of je nu actief bijdraagt door foto's, video's, topics of reacties te plaatsen, of je zorgt er middels de stemknoppen voor dat de beste reactie naar boven borrelt.. Jouw kennis en inzicht m.b.t. de melkveehouderij kunnen deze site nét dat beetje beter maken. Maak ook een (gratis) account aan!

REACTIES
14
DEELNEMERS
9
WEERGAVES
0