Kansrijk spoor voor legalisatie PAS-melders
[b]Latente ruimte bij bemesting oplossing PAS-knelgevallen
Het ministerie van LNV gaat de komende drie jaar de PAS-melders legaliseren, door stikstofruimte vrij te spelen via onder meer opkoopregelingen. Er zijn met een beetje politieke wil ook andere mogelijkheden beschikbaar, die minder ingrijpend zijn en bovendien sneller: het benutten van de latente bemestingsruimte.[/b]
Minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof is verantwoordelijk voor het legaliseren van de PAS-melders. Ze trekt daar drie jaar vooruit, omdat ze de benodigde stikstofruimte wil vinden via opkoopregelingen en innovatie. Voor PASmelders is zo’n tijdsbeslag erg ruim, omdat de MOB rechtszaken heeft lopen tegen provincies om handhavend op te treden tegen PAS-melders.
Daarnaast is voor herfinanciering en nieuwe financiering voor investering of bedrijfsovername de aanwezigheid van een Nb-vergunning een vereiste. Bedrijfsontwikkeling en overname liggen bij PAS-melders om deze reden momenteel stil. De vraag is daarom of er niet andere wegen zijn dan opkoop en innovatie om PAS-melders te legaliseren. Een kansrijk spoor lijkt de latente bemestingsruimte te zijn.
[b]Aparte activiteit[/b]
De casus Isover in Brabant biedt daarvoor de handvatten. De provincie verleende het industriële bedrijf Isover toestemming voor het uitstoten van stikstof via een zogeheten positieve weigering, omdat het bedrijf niet beschikte over een vergunning. Isover greep daarom terug op de situatie van 1994, de aanwijsdatum van de habitatrichtlijn, en bepaalde hoeveel stikstof het bedrijf toen uitstootte. Die uitstoot werd vervolgens via een passende beoordeling vastgelegd door de provincie, waardoor
de stikstof ook verhandelbaar werd. Het grote nadeel in deze casus is dat Isover nu over veel meer stikstofrechten beschikt dan het uitstoot. Daarom Latente ruimte bij bemesting oplossing
PAS-knelgevallen zal deze constructie niet lang meer stand houden, want de uitstoot moet juist naar beneden.
Die situatie van Isover is ook toe te passen op landbouwbedrijven, maar dan zonder dit grote nadeel en daardoor wel kansrijk. Binnen de Nb-vergunning van veehouderijen is beweiden en bemesten niet meegenomen in de vergunningsaanvraag. Daardoor ontbreekt het aan een passende beoordeling. Binnen de bestaande Nbvergunningen gaat het enkel om de uitstoot van ammoniak uit de stal. Juridisch gezien is beweiden en bemesten dan ook een activiteit die niet vergund is, waardoor de provincie dit als een aparte activiteit kan zien. Ook hiervoor zouden provincies dan naar de aanwijsdatum moeten teruggaan. Doordat er sinds 1994 minder mest mag worden aangewend, het sinds 2008 verboden is om in twee gangen te bemesten, en onderwerken en de sleepvoet alleen nog gebruikt mag worden in combinatie met water op klei en veengronden, is de emissie flink gereduceerd.
[b]Forfaitaire regionorm[/b]
De vraag is welke rekenmethode er dan gevolgd dient te worden, om tot een juridisch houdbare vergunning te komen zonder dat de totale uitstootruimte van het bedrijf groter wordt. Bij12, de uitvoeringsorganisatie van de twaalf provincies, heeft een kaart Kansrijk spoor voor legalisatie PAS-melders van Nederland opgesteld met meer dan 200 regio’s, waarbij aan iedere regio een forfaitaire ammoniakemissie per hectare is toegekend. Die norm varieert per regio van circa 17 tot 37 kilogram ammoniakemissie per hectare per jaar. Deze norm zou gebruikt kunnen worden in een totaalberekening van het bedrijf. De vraag is wel of zo’n forfaitaire norm juridisch gezien hard genoeg is, omdat er geen onderscheid is gemaakt naar bouwland of grasland. Ook is zo’n forfaitaire norm een gemiddelde van een hele regio en gaat het bij een Nb-vergunning om een specifieke bedrijfslocatie, waardoor het beter is om cijfers per bedrijf en per perceel te hebben.
De Raad van State buigt zich inmiddels over de hardheid van deze forfaitaire norm, in een zaak over de vergunning voor de woonwijk Delversduin in de gemeente Bergen (NH). Deze woonwijk ligt vlak bij het stikstofgevoelige Natura 2000 gebied het Noord-Hollands Duinreservaat. Het plangebied bestaat nu uit grasland, maar was lange tijd in gebruik als bollenveld. Doordat die percelen niet langer bemest worden, vindt er geen emissie meer plaats en kan die emissie gebruikt worden voor de uitstoot die vrijkomt bij de aanleg van de woonwijk. De Raad van State moet nog uitspraak doen. Maar als het deze mogelijkheid toestaat, kan de overheid deze vervallende emissie in heel Nederland natuurlijk ook zelf inboeken in de stikstofbank. Om daarmee ruimte te creëren voor PAS-melders.
[b]Latente bemestingsruimte[/b]
Het is juridisch gezien sterker om de berekening per perceel en bedrijf te maken. In het rekenvoorbeeld (zie kader) is uitgegaan van een gemiddeld melkveebedrijf op kleigrond dat in grondoppervlak gelijk is gebleven, maar in dieraantal is gegroeid. Uit het voorbeeld blijkt de uitstoot van het bedrijf via bemesting te zijn gedaald van 3.478 naar 1.257 kilogram ammoniak. Door het grotere aantal koeien en jongvee is de uitstoot uit de stal wel toegenomen van 956 naar 1.564 kilogram ammoniak. Wanneer dat met elkaar wordt verrekend, daalt de netto uitstoot van dit bedrijf met 1.613 kilogram. Op deze manier kan per bedrijf berekend worden hoeveel latente ruimte er aanwezig is. PAS-melders zouden dit voor hun eigen bedrijf kunnen berekenen. Afhankelijk van de bedrijfssituatie kan die ruimte in theorie al voldoende zijn om gelegaliseerd te worden. Waar dat niet voldoende is, zou die ruimte bij boeren in de omgeving die die ruimte zelf niet nodig hebben, tegen een passende vergoeding aangekocht kunnen worden door de provincie en rijksoverheid. Zij kunnen daarmee de PAS-melders legaliseren, zonder het risico te lopen op extra uitstoot. De rijksoverheid moet hier dan samen met de provincies wel een regeling voor instellen.
Tekst: Robert Ellenkamp
Rekenvoorbeelden: https://www.agraaf.nl/artikel/468033-latente-ruimte-bij-bemesting-oplossing-pas-knelgevallen/
[i]De redactie heeft het voorstel zoals beschreven in dit artikel voorgelegd aan het Inter Provinciaal Overlegorgaan (IPO): ‘De zorg voor de PAS-melders herkennen we. Deze hebben te goeder trouw gehandeld en moeten zo snel mogelijk worden gelegaliseerd. Het legalisatieprogramma van het ministerie moet zorgen voor legalisatie. Door verschillende uitgangspunten door elkaar te gebruiken en te bundelen, lijkt het beschreven voorstel een begaanbare weg. Dat is echter geen basis voor een generieke maatregel, maar hooguit voor een enkele specifieke situatie. Er is geen latente ruimte bij bemesten omdat het vergunningsvrij is. Er is geen garantie dat de depositie afneemt in het voorstel. De bewijslast voor de ‘bemestingsruimte’ is naar onze ervaring juridisch vaak zeer moeilijk hard te maken.’ [/i]