De pas melders gaan het zwaar krijgen

23 okt '20
9:14


Marco Maas
Marco Maas Land- en tuinbouwtechnologie 1 #60
22 okt '20
19:39

Jos Verstraten,

Het gaat om het formele gelijkheidsbeginsel, het beginsel van gelijke kansen. Lees de conclusie met zaaknummer 201406676/2 van staatsraad advocaat-generaal Widdershoven over de verdeling van schaarse-rechten/vergunningen door de overheid maar eens.

Jij doet nu net of PAS-melders t.o.v. andere gegadigden voor gratis stikstofrechten een status-aparte hebben die door de overheid bevoordeeld moeten worden (en anderen dus benadeeld) , omdat ze een melding hebben gedaan die niet rechtmatig blijkt of geen waarde blijkt te hebben.

Wanneer komt de vraag richting de achterban of iedereen wat in wil leveren zodat de PAS-melders gelegaliseerd kunnen worden?


Johan Vollenbroek
Johan Vollenbroek Milieubureau MOBilisation 3 #49
20 okt '20
10:43

Marco, de spijker op zijn kop. Maar dat geldt nu voor alle stiktstofemissies, omdat dit schaarse publieke rechten zijn die je niet maar willekeurig mag weggeven. In alle zienswijzen nemen wij nu daarom standaard op dat om die reden natuurvergunningen voor maximaal tien jaar mogen worden verleend. Er is een mooie afstudeerscriptie over dit onderwerp die binnenkort vrij komt

Deel dit topic

Reacties

+5
Farma_boerke
De PAS melders hebben het moeilijk vanwege het feit dat de politiek het zelf niet meer snapt.
Sinds jaar en dag zit de uitstoot namelijk al ingerekend in Aerius en verandert er dus niets als ze nu wel een vergunning krijgen.
Het zogenaamde teveel aan uitstoot is in ander topic van Nico Gerrits stikstoftestament al reeds aan de orde.

Papieren problemen en rekken tot verkiezingen. Het gaat immers om de grond en niets anders.
laadklep
@Farma_boerke de pas is compleet fout uit gevoerd ze zijn belangrijke stappen vergeten. .
belanghebbende hebben geen zienswijze kunnen indienen tegen de legalisering van de pasmelders welke een . verhoging van de depositielast op ander mensen eigendom. tot rechtsgevolg heeft . ook het verdrag van Aarhus is op de pas van toe passing ook dat is zelfs genegeerd . kortom de pas is gewoon een drama . de uitgebreide procedure had gevolgd moeten worden
kanniewaarzijn
Wat een aanmatigend toontje slaat die Vollenbroek aan! Wist niet dat de MOB een regeringspartij was!
Elvis
@kanniewaarzijn stal bouwen en dan na 10 jaar maar weer afwachten of er vee in mag #kanniewaarzijn
17 nov word ALLES opgelost , metname de problemen die niet bestaan.
+2
John Spithoven
Naar aanleiding van het delen van de memo's die de juristen van SSC hebben opgesteld over oa de PAS knelgevallen, hebben de vakbonden onderstaande actie uitgevoerd. Deze gaat op het moment rond in diverse apps
In mijn volgende bijdrage schrijf ik onze reactie en geef ik de bijdrage van SSC aan.

Vragen aan RIVM over berekeningen PAS-melders

De vakbonden POV, NMV en NVP hebben vragen gesteld aan het RIVM over de wijze waarohp de PAS-melders zijn ingerekend in de stikstofberekeningen. Het rekenmodel Aerius, dat leidend is voor het stikstofbeleid, maakt geen gebruik van vergunningen omdat overheden niet over een bruikbaar registratiesysteem beschikken. Het rekenmodel rekent daarom met diergegevens, zoals bekend bij RVO, ongeacht of deze dieren vergund zijn of niet.

Bovenstaande betekent dat de stikstofemissies van de PAS-melders gewoon worden meegeteld door het RIVM in de stikstofdeposities op de natuurgebieden. Deze deposities van de PAS-melders zijn ook steeds meegeteld in Kamerbrieven van de minister over de stand van zaken en doelstellingen. Deze kunnen dus gewoon met een ‘generaal pardon’ gelegaliseerd worden. Voor het beleid wordt echter gedaan alsof de stikstofdeposities die PAS-melders veroorzaken, aan de vergunningen zijn gekoppeld en nog niet zijn ingerekend. En dat hiervoor stikstofruimte moet worden gevonden. Lees: stikstofruimte die de sector zelf eerst moet gaan vrijmaken om deze aan PAS-melders vergund te krijgen. In feite komt het er volgens ons op neer dat bij deze denkwijze de stikstofdepositie door PAS-melders twee keer wordt meegeteld. 
+1
John Spithoven
@John Spithoven

Bestuurders SSC hebben samen met hun juristen diverse gespreken gevoerd over deze route oa met LNV. Dit ging achter de schermen en met stille diplomatie. In een periode tussen begin februari tot juni. De route was dat de dieren van PAS knelgevallen al in de RIVM depositie berekeningen zitten, omdat de dieren jaarlijks vanuit de mei telling op locatie niveau worden ingeladen door RIVM. Emissie waarden worden door WUR jaarlijks op basis van gemiddelden bepaald.

Ook de memo knelgevallen die 1 maand geleden naar alle belangenclubs is gestuurd had dezelfde route.

Daarom dat NMV, POV en NVP het nog een keer onder de aandacht brengen.
En zo hebben velen zoals het LC , maar ook SSC, hun uiterste best gedaan naar een oplossing te werken.

Mijn conclusie
waar geen wil is, is ook geen weg.

men wil domweg niet.

De pas knelgevallen gaan zorgen voor een reductie bij andere bedrijven . (terwijl zowel de knelgevallen als de vergunde bedrijven geen aandeel hebben in de oorzaak ontstane situatie)

Heers en verdeel beleid van LNV.

Andere belangenclubs zijn ook op de hoogte van de inhoud van de memo's, maar hebben daar geen actie op genomen.
Melkveehouder.
@John Spithoven Volgens de opvatting van Staatsraad Advocaat- Generaal Widdershoven gaat héél ondernemend Nederland er dan voor bloeden. Enkel de agrarische sector hiervoor op laten draaien lijkt me daarom aanvechtbaar.
Melkveehouder.
@John Spithoven Dat betekent anderzijds ook dat (latente) ruimte in vergunningen (van o.a. PAS melders) niet in Aerius zijn meegerekend. Dan zal er tóch stikstofruimte gezocht moeten. Of zie ik dat verkeerd?
cornelissen
@Melkveehouder. Dan rest de vraag nog ,met welke waarden reken je , want o.a. vloersystemen hebben ook nog wat invloed.
Melkveehouder.
@cornelissen De relevantie van die vraag begrijp ik niet goed. Wat bedoel precies?
cornelissen
@Melkveehouder. Misschien begrijp ik het niet goed, maar naar ik begrijp ,dat men naar het aantal aanwezige dieren in nederland kijkt en er mee rekent .
Nu stoot de ene stal meer emissie per ,dier uit , dan een andere stal . grupstal is een voorbeeld en ook stallen met een emissie reducerende vloer heeft ook invloed op de emissie van een dier vanuit de desbetreffende stal .
Of houdt men een gewogen gemiddelde waarde aan?
+1
Noorderling
@cornelissen
Hebben we in meen ik 2018 op een presenteerblaadje gegeven bij de gdi, alles wat je daar extra invult komt binnen 2jaar als een boemerang terug.
Melkveehouder.
@cornelissen Geen idee. Wel een goede Tweede Kamervraag!
diekman
@cornelissen Uit onderzoek is gebleken dat emissiearme vloeren na enkele jaren meer uitstoten dan traditionele roosters. Geld uit de knip jagen.
John Spithoven
@Melkveehouder. Een andere memo van onze juristen gaat over eigendom vergunningen, zeg maar de staarten die gerealiseerd zijn. Er is vanuit het EU hof diverse jurisprudentie over eigendom en vergunningen. Een vergunning is een onderdeel van Art 1 EP van het EVRM. Zonder nadeelcompensatie niet af te nemen.

En nu schets ik het gehele probleem

De overheid wil via stikstof (vergunningen) minder dieren, maar op een zo goedkoop mogelijke manier. En via reductie van het vergunde recht(emissie, niet verwarren met vergunning) maken ze het de veehouders onmogelijk dieren te houden.

Dit is de hele kern van de problematiek!!!
Melkveehouder.
@John Spithoven Wat bedoel je precies met reductie van het vergunde recht, of beter gezegd, hoe kunnen ze een bestaand recht reduceren zonder ( de bestuursrechtelijke) nadeelcompensatie te hoeven uitkeren ( vanwege een rechtmatige overheidsdaad)?
+1
John Spithoven
@Melkveehouder. Draaien aan de emissie knoppen per dier , bijv afdwingen te handelen volgens de best beschikbare techniek. Dit gebeurd als de voorgestelde wet onder de nieuwe omgevingswet valt. Maar sommige belangenclubs geloven daar niet in. Vandaar volgs en nieuwsbrieven met een ontkenning dat bedrijven gedwongen worden nieuwe vergunning aan te gaan vragen. Maar de Brabantse boeren weten wel beter.
Nijhof
@John Spithoven Triest dat belangenbehartiging nog steeds in de ontkenningsfase zit
De stukken welke klaar liggen om door de kamers aangenomen te worden zijn duidelijk.
Melkveehouder.
@John Spithoven Volgens mij betekent het handelen volgens de best beschikbare techniek (ALARA principe in milieuwetgeving) niet automatisch dat je BESTAANDE rechten verliest. Dat kan alleen bij de aanvraag van een nieuwe vergunning als er uitgebreid gaat worden.
John Spithoven
@Melkveehouder. Onder invloed van wetgeving zullen in de toekomst emissie getallen veranderen. Daar zal u op uw bedrijf een inrichting moeten wijzigingen van uw stallen.
Wijziging van inrichting valt onder het activiteiten besluit en omdat men praat over milieu belastende activiteiten zal daar wrs een revisie vergunning bij horen met bezwaar en beroep procedures. In NB gebeurd het ook zo.
bankwerker
@John Spithoven een generaal pardon kan niet.milieumaatregelen moeten via de uitgebreide bestuursrecht procedure plaats vinden.verder is dit geen milieurecht discussie,maar één eigendomsrecht discussie.waar in recht staat beschreven dat jij één op jou land achter blijvende depositielast moet gedogen?de op jou land achterblijvende depositie last is één regelrechte inbreuk op jou eigendomsrecht. DE overheid kan alleen emissierechten uitgeven wanneer ze zelf over depositierechten beschikt,en hierover beschikt de overheid niet,of maar ten dele.voor het achterlaten van een depositielast op jou eigendom heeft ze eigenaarstoestemming nodig.Pas maar op dat je deze niet stilzwijgend geeft!Dus wat er ook gebeurt, altijd één zienswijze indienen.Boeren hebben macht,alleen ze weten niet hoe deze te gebruiken.
accu
@John Spithoven juist john zodra je een nieuwe vergunning moet aanvragen onder de nieuwe omgevingenwet ben je het haasje . dan kunnen ze doen en laten wat zij willen . de vergunningen worden omgezet naar schaarse vergunningen met een looptijd van bepaalde duur max 10 jaar
Melkveehouder.
@accu Dus zorgen dat je voor een bestaand bedrijf geen nieuwe vergunningen moet aanvragen, althans in het kader van de NB wetgeving.
+2
accu
@Melkveehouder. juist. maar in Brabant willen ze de boeren dwingen om dat te doen mijn advies is doe dat niet anders ben je het haasje . de zlto heeft het verkloot met hun convenant . boeren in Brabant let op wat je doet
+1
Melkveehouder.
@accu Dwingen kunnen ze niet zomaar. Allereerst zullen ze dan een handhavingsprocedure moeten opstarten. Vervolgens moeten onderzoeken of de activiteit legaliseerbaar is, en dan pas mogen ze in actie komen. Uiteindelijk beslist de rechter.......en ben je jaren verder.
crisis
Quote Reactie van @John Spithoven:
Draaien aan de emissie knoppen per dier , bijv afdwingen te handelen volgens de best beschikbare techniek. Dit gebeurd als de voorgestelde wet onder de nieuwe omgevingswet valt.

In 2012 was er geen Omgevingswet en toch werd deze truc al toegepast in de intensieve veehouderij. Verplicht emissiearme stalsystemen.

Het scenario dat je schetst ligt voor. De Omgevingswet is daarvoor echter totaal niet nodig.
m uut m
@John Spithoven
Dat heb ik toch ook constant gezegd.
Ze hoeven helemaal geen ruimte te zoeken.
Want wij gebruikten die al.
Dat was ook al lang bekend dat RIVM de koeien van de PAS melders ook gewoon meegerekend heeft.
@m uut m We worde compleet besodemieterd , en anders NIKS . 17 nov goed voorbereiden, en knetterhard erin , en een tweede en derde en vierde datum prikken, en met alles wat kan rijden en met de sector te maken de weg op, zog dat je voersilos vol zitten zodat de voerboeren mee kunnen rijden, de loonwerkers mestransporteurs, enz enz enz enz.
John Spithoven
@m uut m Zo als je ziet zatten wij op het begin al op dat spoor omdat dat de feitelijke situatie was
Maar wel roepende in de woestijn.
Eerst met stille diplomatie geprobeerd, daarna onze juridische onderzoeken gedeeld. Nu pakken de vakbonden het op.
jg
@m uut m De ruimte in bestaande NB-vergunningen niet .
Melkveehouder.
Deze vraag/opvatting mag je dus ook één op één aan de bouw of andere sectoren, of zelfs héél Nederland van toepassing (laten) verklaren.

Het gaat volgens de opvatting Vollenbroek (kennelijk) immers over sectorale herverdeling. Je kunt een gerechtelijke opvatting niet selectief toe (laten) passen.
de jonge
Hoe zit het dan met de bedrijven die op 2-7-2015 onder de pas vielen of onder de amvb bv en later bv in 2017 een nb vergunning aan hebben gevraagd en gekregen?
Melkveehouder.
@de jonge Volgens mij gewoon rechtsgeldig. Zou deze echter toch onrechtmatig zijn verleend dan lijkt me schadeloosstelling als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad in beeld te komen.
John Spithoven
Hierboven heeft de heer Vollenbroek het over schaarse rechten, en de regels over de uitgifte daarvan.

Er is sprake van een schaars recht als de omvang gelimiteerd is en de verkrijger meerdere bedrijven/activiteiten zijn per vergunning. Dat laatste is in de meeste gevallen geen sprake van vlgs onze juristen , dus spreken we wrs niet over schaarse rechten.

Bij schaarse rechten zijn er regels over de uitgifte. Een ieder moet gelijke kansen krijgen om mee te mogen dingen naar het recht en de verlening van het recht moet een tijdelijk karakter hebben.
laadklep
@John Spithoven

Wanneer is er sprake van de verdeling van schaarse milieugebruiksruimte?
De vraag of planologische besluiten en omgevingsvergunningen als besluiten kunnen worden aangemerkt waarbij schaarse rechten worden toebedeeld beantwoordde staatsraad-advocaat-generaal Widdershoven in zijn conclusie van 6 juni 2018 ontkennend. Over deze conclusie schreven wij al eerder een blog. Daarin bespraken wij ook dat de beperkingen die in die planologische besluiten zijn opgenomen in specifieke omstandigheden wel tot gevolg kunnen hebben dat voor het aantal te verlenen omgevingsvergunningen een plafond geldt waardoor er sprake is van een schaars recht dat competitief en transparant zal moeten worden verdeeld. Een voorbeeld daarvan is de verdeling van door de wet gemaximaliseerde milieugebruiksruimte,

Schaarse publieke rechten. Verdeelprocedures 2.1 Schaarse publieke rechten Onder publieke rechten worden in deze bijdrage verstaan: rechten die voortvloeien uit besluiten.11 Meestal vloeien publieke rechten voort uit een beschikking tot het verlenen van een vergunning of subsidie.12 Als een vergunning wordt in deze bijdrage aangemerkt een toestemming om een bepaalde activiteit te verrichten die anders verboden is.13 Onder dit ruime begrip vallen ook ontheffingen, vrijstellingen, concessies en diverse quotarechten (bijv. varkensrechten, pluimveerechten en emissierechten).14 Publieke rechten zijn schaars als er meer gegadigden zijn dan beschikbare rechten
laadklep
@John Spithoven Nr. 418
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 april 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 5 oktober 2019 over de reactie op de gewijzigde motie Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel (Kamerstuk 32 637, nr. 381).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 november 2019 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 23 april 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Diks

De griffier van de commissie,
Nava

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en de reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de gewijzigde motie van de leden Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel (Kamerstuk 32 637, nr. 338). Zij hebben aan de hand van deze reactie nog vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie benadrukken om te beginnen dat de lokale markt van groot belang is voor de leefbaarheid van een dorp of stad. Deze ondernemers brengen een stuk beleving, vakmanschap en ook gezelligheid en ontmoetingen met zich mee. Maar door meerdere ontwikkelingen staat de ambulante handel ook onder druk. Dit en de antwoorden van de Staatssecretaris op de motie van de leden Stoffer en Wörsdörfer hebben een hoop onrust en onzekerheid onder marktkooplui teweeggebracht.

De motie van de leden Stoffer en Wörsdörfer (Kamerstuk 32 637, nr. 338) behelst dat een grote onzekerheid voor midden- en kleinbedrijven (mkb’ers) in de ambulante handel moet worden weggenomen door de looptijd van de marktstandplaatsvergunning niet te kort te maken. De leden van de VVD-fractie zouden graag een minimum van tien jaar voor een vergunning verplicht zien. Dit biedt zekerheid voor ondernemers zodat zij kunnen investeren en financiering krijgen. Deze tien jaar is gebaseerd op de termijnbescherming van het huurrecht van de middenstandbedrijfsruimten. De eerste vijf jaar is het voor de verhuurder niet mogelijk om de huur eenzijdig op te zeggen, daarna wordt de huur vaak voor een volgende vijf jaar verlengd. De gedachte hierachter is dat ondernemers beschermd worden tegen schade aan hun bedrijf, doordat ze anders hun investeringen niet terug kunnen verdienen en economische schade oplopen. Op dit moment vallen onder deze termijnbescherming onder andere winkels en afhaal- en besteldiensten, maar marktkramen niet. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat marktkramen ook onder die termijnbescherming, waar middenstandsbedrijfsruimten onder normale omstandigheden voor tien jaar worden verhuurd, moeten vallen. Mkb’ers in de ambulante handel zijn net zo afhankelijk van hun kramen en standplaats als andere mkb’ers van hun pand. Deze leden willen voorkomen dat deze groep ondernemers in de knel komt door deze verkorte vergunningsduur. Deelt de Staatssecretaris de visie van de leden van de VVD-fractie op dit onderwerp en is zij bereid om alsnog een minimum van tien jaar voor vergunningen voor ambulante handel verplicht te stellen?

1.

Reactie: Vanzelfsprekend spant de overheid zich waar mogelijk in om onzekerheid voor ondernemers zoveel mogelijk te beperken of weg te nemen. Echter, aangezien het hier schaarse vergunningen betreft, moeten de vergunningen met een beperkte vergunningsduur worden verleend. Het vaststellen van de vergunningsduur is een autonome bevoegdheid van de gemeente. De duur van de vergunning mag niet buitensporig lang zijn en de mededinging niet meer belemmeren dan nodig is met het oog op de termijn die de aanvrager van de schaarse vergunning nodig heeft om de investeringen die zijn gedaan in het kader van de uitoefening van deze vergunning terug te verdienen. Dit betekent dat een algemene minimumtermijn van 10 jaar niet kan worden vastgesteld, aangezien niet iedere onderneming minimaal 10 jaar nodig zal hebben om de gedane investeringen terug te verdienen. Een ambulante handelaar die weinig voorraad hoeft aan te houden en die voldoende heeft aan een gehuurde marktkraam zal bijvoorbeeld een heel andere terugverdientijd hebben dan een ondernemer met een eigen verkoopwagen met koeling en/of bakfaciliteiten.

De leden van de VVD-fractie lezen met ongenoegen dat de Staatssecretaris niet bereid is om deze groep ondernemers dat stuk zekerheid te geven door de minimumeis op tien jaar te leggen. Dit zorgt voor een hoop onrust bij ondernemers. Te korte vergunningen brengen met zich mee dat ondernemers niet de tijd hebben om hun zaak op te bouwen. Daarnaast hebben zij ook niet de tijd en zekerheid om te investeren in die zaak en die investeringen vervolgens ook terug te verdienen. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris zich beroept op schaarste van standplaatsen, waardoor maar een beperkte tijdsduur van vergunningen wordt afgegeven. Dit zou ook bevorderen dat nieuwe ondernemers de kans krijgen op een standplaats. De leden van de VVD-fractie zijn er zeker niet op tegen dat er nieuwe ondernemers op de markt komen, maar deze leden willen voor de huidige mkb’ers in de ambulante handel wél een minimumtermijn, in plaats van een maximum. Deze ondergrens – van minimaal tien jaar – biedt ondernemers de zekerheid om hun zaak op te bouwen en investeringen terug te verdienen. De leden van de VVD-fractie beoordelen deze termijn niet als «buitensporig lang», maar als noodzakelijk minimum. Daarnaast lezen zij dat in het rapport van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) wordt geconcludeerd dat meerdere gemeenten geen koppeling maken tussen vergunningsduur en terugverdientijd. Dit zou volgens deze leden wel gekoppeld moeten zijn. Wat zijn volgens de Staatssecretaris de mogelijkheden – nu zij het niet eens is met de leden van de VVD-fractie – om een minimumeis van tien jaar op te leggen?

2.

Reactie: De Dienstenrichtlijn verhindert niet dat gemeenten zekerheid mogen bieden, binnen de kaders van de Dienstenrichtlijn en dus van eerlijke mededinging. Ik vind het belangrijk dat dat gaat gebeuren. Het rapport van de CVAH biedt nog additionele handreikingen voor een adequate koppeling tussen vergunningsduur en terugverdientijd, en neemt daarbij het vrije verkeer van diensten in acht. De CVAH suggereert bijvoorbeeld het hanteren van onderscheid tussen food en non-food en om te kijken naar het geïnvesteerd vermogen. Ik ben voornemens om daarvoor een instrument te ontwikkelen zodat gemeenten worden gefaciliteerd bij het vaststellen van de termijnen van de vergunningen (zie hierna). De VNG steunt een dergelijk instrument. De ideeën van de CVAH kunnen bij de ontwikkeling daarvan worden gebruikt.

De Staatssecretaris geeft ook aan dat individuele gemeenten over de vergunningensystematiek en de geldigheid van vergunningen gaan. Daarbij willen de leden van de VVD-fractie twee aspecten onder de aandacht brengen. Ten eerste is het belang van de gemeente anders dan die van ondernemers. Hoe wordt het belang van de ondernemers dan voldoende geborgd? Daarnaast zijn er tussen gemeenten verschillen in de duur van vergunningen. Er zijn gelukkig gemeenten die voor een langere periode een vergunning afgeven, maar helaas ook gemeenten die voor nog geen vijf jaar een vergunning afgeven. Maar de ambulante handel reist tussen meerdere gemeenten. Deze verschillen per gemeente zullen het dus nog ingewikkelder voor ondernemers in de ambulante handel maken. Met alle hogere regeldruk van dien, omdat ondernemers zich aan vijf verschillende regimes van verschillende gemeenten moet houden. De leden van de VVD-fractie vinden dit onwenselijk en niet in lijn met de verlaging van de regeldruk voor mkb’ers waar al langer door het kabinet op wordt ingezet. Zij vernemen dan ook graag van de Staatssecretaris hoe zij hier tegenaan kijkt en welke acties deze leden mogen verwachten van de Staatssecretaris hierop.

3.

In mijn brief van 5 oktober jl. heb ik vastgesteld dat niet alle gemeenten op dezelfde wijze uitvoering geven aan de Dienstenwet. Dat is te verklaren vanwege het feit dat lokale condities en weging van publieke belangen anders kunnen zijn. Ik ben het met deze leden eens dat ongewenste regeldruk voorkomen moet worden. In overleg met de VNG heb ik geconstateerd dat er door gemeenten en de CVAH reeds wordt gewerkt aan het delen van ervaringen en heb ik aangegeven dat het aan de hand daarvan wellicht mogelijk is een landelijke leidraad voor gemeenten op te stellen die meer in detail ingaat op het inrichten van een vergunningsstelsel en op het bepalen van de vergunningsduur. Ik ben, in samenspraak met de VNG, voornemens om een geobjectiveerd en uniform beoordelingsinstrument (meetlat) te laten ontwikkelen waarmee gemeenten relatief eenvoudig het gewenste onderscheid kunnen maken tussen verschillende branches binnen de ambulante handel. Het doel daarvan is het eenvoudiger kunnen bepalen van een redelijke looptijd per branche. Het is van belang dat deze tool een degelijke juridisch-economisch onderbouwing kent zodat ook de juridische positie van gemeenten bij het maken van keuzes ten aanzien van de vergunningverlening wordt verstevigd. De VNG heeft aangegeven positief te staan ten opzichte van de ontwikkeling van een dergelijk instrument. Tevens is zij bereid dit beoordelingsinstrument te betrekken bij haar Model-Marktverordening op voorwaarde dat de juridisch-economische onderbouwing ervan voldoende stevig is. Dit draagt bij aan meer landelijke uniformiteit, wat de rechtszekerheid van ondernemers vergroot. Ik zal daarom de ontwikkeling van dit instrument inhoudelijk afstemmen met de VNG.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Mkb’ers in de ambulante handel zijn gebaat bij standplaatsvergunningen met een lange geldigheidsduur, rekening houdend met de forse investeringen die zij moeten doen en de tijd die het kost om deze verantwoord te kunnen afschrijven.

Het vergunningenbeleid is weliswaar een lokale kwestie, maar is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat, gegeven het belang van een fatsoenlijke terugverdientijd en de bepalende rol van een vergunning(sduur) voor iemands businessplan/bankfinanciering, er een minimale geldigheidsduur voor een standplaatsvergunning zou moeten gelden, ongeacht lokale omstandigheden? Hoe denkt zij over de hoogte van een dergelijke minimale geldigheidsduur ten behoeve van een eerlijk speelveld, met gelijke kansen en ruimte voor innovatie en concurrentie, en voldoende toekomstperspectief voor ondernemers? Zou hiertoe een minimale geldigheidsduur van tien tot vijftien jaar redelijk zijn?

4.

Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie heb aangegeven ben ik met deze leden van mening dat de overheid zich waar mogelijk moet inspannen om onzekerheid voor ondernemers zoveel mogelijk te beperken of weg te nemen. Dat is een randvoorwaarde om ruimte te bieden aan innovatie en kwaliteit. Het hanteren van een minimale geldigheidsduur stuit echter op meerdere bezwaren. In het kader van het primaire doel van de Dienstenrichtlijn om eerlijke concurrentie te bewerkstelligen is bepaald dat de termijn van een vergunning niet buitensporig lang mag zijn zodat andere ondernemers gelijke kansen wordt geboden. Bij de vaststelling van de vergunningsduur dient vervolgens rekening te worden gehouden met de terugverdientijd van de gedane investeringen om de schaarse vergunning uit te kunnen oefenen. Een wettelijke generieke minimale geldigheidsduur strookt niet met de verschillende terugverdientijden die per soort onderneming gelden. Gemeenten hebben bij het verlenen van deze vergunningen een goed beeld van de lokale omstandigheden en belangen van de ondernemer. Het past dan ook dat de betreffende gemeente vaststelt of een vergunningstelsel gerechtvaardigd is en zo ja wat de vergunningsduur moet zijn om te garanderen dat in dit kader wordt voldaan aan de doelen van vrij verkeer van dienstverrichting en gelijke kansen voor ondernemers. Het beoordelingsinstrument dat ik wil laten ontwikkelen (zie antwoord op vraag 3) zal gemeenten daarbij faciliteren.

Op welke wijze(n) gaan buurlanden van Nederland, in het bijzonder België en Duitsland, met dit vergunningenvraagstuk om, in het bijzonder in de grensregio’s? Wat is daar de gemiddelde geldigheidsduur van een standplaatsvergunning? Welke verschillen/overeenkomsten zijn er met het beleid in Nederlandse gemeenten?

5.

Ook in België en Duitsland wordt lokaal gekozen voor een vergunningenstelsel voor de ambulante handel. De vergunningstermijnen zijn in Duitsland en België veel korter dan in vrijwel alle Nederlandse gemeenten. Daar kennen ze meestal een termijn van een jaar terwijl in Nederlandse gemeenten een gemiddelde vergunningsduur van vijf jaar wordt gehanteerd.

Het organiseren van ambulante activiteiten is in België een gewestelijke bevoegdheid. De Belgische wet onderscheidt twee soorten standplaatsen op een openbare markt:

•standplaatsen toegewezen per abonnement. Dit zijn standplaatsen voor een langere periode. De gemeente bepaalt de duur van de abonnementen in het gemeentelijk reglement. Ze kan de duur diversifiëren. De gemeente of de concessionaris bepaalt zelf het aantal standplaatsen per abonnement op de openbare markt;

•standplaatsen toegewezen van dag tot dag – (losse standplaatsen). Deze plaatsen worden toegewezen voor de duur van de markt op één bepaalde dag. Ze worden ook «losse standplaatsen» genoemd. Het aantal standplaatsen toegewezen van dag tot dag, op een openbare markt bepaalt de gemeente of concessionaris zelf.

De gemeenten en steden in België hebben dus volledige autonomie om de standplaats abonnementen (vergunningen) zo lang of zo kort maken als zij willen. In de meeste gemeenten worden abonnementen toegekend voor de duur van maximaal 12 opeenvolgende maanden. Na verloop van deze termijn worden zij stilzwijgend verlengd met een nieuwe periode van 12 maanden.

In Duitsland of in de deelstaten bestaat er geen algemene wettelijke regeling voor vergunningverlening van standplaatsen voor marktkramen. De markten worden meestal door lokale autoriteiten georganiseerd. Iedere gemeente heeft een eigen marktregelgeving «Marktsatzung« die door de «Stadtrat» (gemeenteraad) besloten wordt. Over het algemeen geldt dat de standhouder voor een vergunning voor een gewenste markt moet «solliciteren» bij de betreffende gemeente. Na goedkeuring en vervolgens een proeftijd wordt een vergunning verleend voor de duur van één jaar. Deze vergunning wordt over het algemeen dan desgewenst telkens met één jaar verlengd, maar dit kan per gemeente verschillen.

De Europese regels die hier van toepassing zijn hebben gevolgen voor de financieringsmogelijkheden van ondernemers bij banken, met name beginnende ondernemers voor wie het niet gemakkelijk is om bankfinanciering te krijgen. Zo staat op pagina 28 van het rapport «Schaarse vergunningen op de markt» dat «door banken de vergunning wordt gezien als onderbouwing van het business plan» en geeft de Rabobank aan dat «de financierbaarheid achteruit gaat indien continuïteit van de bedrijfsvoering door een korte vergunningsduur niet verzekerd is. De risico’s nemen toe en het weghalen van de vergunning haalt het bedrijfsplan onderuit.» Zijn deze gevolgen voldoende in beeld? Voor hoeveel (beginnende) ondernemers is financiering door banken een probleem? Is de Staatssecretaris bereid hier een vinger aan de pols te houden, eventueel door nader onderzoek naar financierbaarheid te laten doen?

6.

Voor beginnende ondernemingen zijn de gevolgen van de beperkte geldigheidsduur van vergunningen tweeledig. Enerzijds kan een kortere geldigheidsduur gevolgen hebben voor het ondernemersrisico en daardoor de financierbaarheid van de onderneming. Anderzijds wordt het voor starters makkelijker om een vergunning te bemachtigen. Gemeenten met een te korte vergunningsduur lopen het risico onaantrekkelijk te worden voor ambulante ondernemers. Gemeenten met een te lange vergunning lopen het risico onaantrekkelijk te worden voor consumenten door gebrek aan innovatie, vernieuwing en diversificatie van aanbod. Het is belangrijk voor gemeenten om hierin een goede balans te vinden.

Er zijn mij geen cijfers bekend voor hoeveel (beginnende) ondernemers financiering door banken een probleem is. Sinds 2015 moeten banken meer reserves aanhouden en daarnaast zijn bancaire kredieten voor het MKB, en zeker voor startende ondernemers, vaak erg arbeidsintensief. Dat maakt louter bancaire financiering lastiger. Daar staat tegenover dat er steeds meer alternatieve financieringsbronnen beschikbaar komen, waarbij het makkelijker en gebruikelijker is geworden om verschillende financieringsvormen te stapelen. Naast bancaire financiering valt bijvoorbeeld te denken aan crowdfunding, microkrediet, maar ook factoring (waarbij een ondernemer zijn facturatie en debiteurenrisico overdraagt aan een gespecialiseerd bedrijf) en leasing. Ook vanuit de overheid zijn verschillende regelingen beschikbaar om financiering van (startende) ondernemers te ondersteunen, zoals de borgstellingsregeling, die ondernemers in staat stelt goedkoper te lenen, en vanuit de gemeente bijvoorbeeld de Bijstandsverlening Zelfstandigen, die het mogelijk maakt om een bedrijf te starten vanuit een bijstandssituatie. Starters kunnen op verschillende plekken beroep doen op ondersteuning bij het maken van een ondernemersplan en het zoeken naar financiering, bijvoorbeeld vanuit de brancheorganisaties.

Is de Staatssecretaris bekend met uitvoeringsproblemen die ten gevolge van de Europese Dienstenrichtlijn kunnen optreden, doordat een ondernemer bij een nieuwe loting voor een marktstandplaats een gelijkwaardige plek, dat wil zeggen dezelfde grootte, met hetzelfde aantal medewerkers etc., moet kunnen krijgen? Is haar indruk dat gemeentes deze problemen voldoende in beeld hebben om deze effectief te kunnen aanpakken?

7.

De VNG heeft eind 2018 een handreiking gepubliceerd om de gemeenten te helpen in de uitvoering. In het rapport dat ik in oktober in ontvangst heb genomen van de CVAH wordt voorts een aantal problemen en zorgen beschreven. Ik heb uw Kamer eerder schriftelijk geïnformeerd1 dat deze zorgen vooral zagen op het feit dat een vergunning voor onbepaalde tijd wordt vervangen door een vergunning met een beperkte geldigheid, de door sommige gemeenten gehanteerde (volgens de achterban van de CVAH te korte) vergunningsduur en de verschillen in lokaal beleid. Het rapport van de CVAH is bedoeld om deze problematiek onder de aandacht te brengen van gemeenten en handreikingen te doen hoe daar mee om te gaan. In dezelfde brief aan de Kamer over dit onderwerp van 5 oktober jl. heb ik aangegeven dat de VNG actief is om gemeenten best practices met elkaar te laten delen. In samenspraak met de VNG wil ik daar bovenop een uniform beoordelingsinstrument laten ontwikkelen waarmee het voor gemeenten eenvoudiger wordt een redelijke vergunningstermijn vast te stellen voor te onderscheiden branches binnen de ambulante handel (zie ook antwoord 3). Naar mijn mening gebeurt er dus veel om de problemen en mogelijke oplossingen in beeld te brengen bij gemeenten.

Verzelfstandigde, private markten, waarin ondernemers zelf de regie voeren over onder andere organisatie en exploitatie, zijn in opkomst. Een dergelijke markt, vaak in de vorm van een stichting, komt met de lokale overheid overeen gebruik te maken van een bruikleenovereenkomst en valt dan onder het privaatrecht in plaats van het bestuursrecht. De stichting en een lokale overheid kunnen met elkaar een overeenkomst sluiten voor een langere vergunningsperiode, bijvoorbeeld 30 jaar. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze ontwikkeling?

8.

Dit is inderdaad een ontwikkeling die zich voordoet en een mogelijkheid waar gemeenten voor mogen kiezen. Indien een gemeente met, bijvoorbeeld, een stichting overeenkomt dat de stichting de vergunningen gaat exploiteren, zijn op deze overeenkomst de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en andere kernprincipes van het Nederlandse bestuursrecht van toepassing. Echter, onder de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet doet het er niet toe wie de vergunning verleent.2 Indien er sprake is van een de facto vergunning, dient deze te voldoen aan de eisen van de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet. Het sluiten van een overeenkomst door de lokale overheid met een private partij doet daarom niet af aan de verplichting op grond van de Dienstenrichtlijn om schaarse vergunningen in vergunningsduur te beperken. Ook in dit geval mag de vergunningsduur niet buitensporig lang zijn aangezien de vergunningsduur huidige vergunninghouders niet onevenredig mag bevoordelen en nieuwe dienstverrichters moeten kunnen toetreden tot de markt. Als gevolg daarvan dient zij, ook in het geval dat een stichting schaarse vergunningen verleent, de beginselen van de Dienstenrichtlijn en Dienstenwet in acht te nemen.

Na het onderzoek naar ambulante handel en de brief van de Staatssecretaris zijn gemeenten nu aan zet. Op basis van de plaatselijke situatie en een lokale afweging van belangen besluiten deze individueel over het al dan niet hanteren van een vergunningensystematiek en vervolgens over de geldigheidstermijn van individuele vergunningen. Uit onderzoek van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH) blijkt dat gemeenten hier heel verschillend mee omgaan. Via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) kan de Staatssecretaris zich laten informeren over hoe gemeenten hier invulling aan geven, bijsturen en waar knelpunten ontstaan voor ondernemers. Is de Staatssecretaris bereid in de loop van 2020 opnieuw een aantal gemeentelijke beleidsnotities en marktverordeningen te laten onderzoeken, en een stand van zaken over hoe het er bij gemeenten voor staat naar de Kamer te sturen?

9.

Ik ben in samenspraak met de VNG bezig om een beoordelingsinstrument en leidraad te ontwikkelen voor het kunnen bepalen van een redelijke geldigheidstermijn. Het voornemen is om dit instrument vervolgens op te nemen in de Model-Marktverordening van de VNG (zie antwoord 3). Toepassing van dit instrument zal landelijke uniformiteit en rechtszekerheid bevorderen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 5 oktober jl. zal ik daarnaast in contact blijven met de VNG en de CVAH om te bezien of de in brief genoemde acties het gewenste effect hebben en de Kamer hiervan op de hoogte houden. Indien daartoe aanleiding is, kan ik uiteraard nieuw onderzoek laten uitvoeren.
+7
John Spithoven
Nu heb ik 1 verzoek.
Alle belangenbehartiging is op de hoogte door het delen van SSC van diverse juridische onderzoeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden rond om een oplossing in de stikstof soap.

Daarom, stop met blogs , volgs en nieuwsbrieven met foute informatie. Stop ook om ons weg te zetten als onkundige organisatie.

En trek samen met elkaar op!!!
+1
JanCees
@John Spithoven over welke belangenbehartigers die dit niet oppakken heb je het nu? NMV LTO Agractie Najk en Grondig doen toch de overleggen met de overheid?
+2
John Spithoven
@JanCees We zullen maar geen lijstje maken...zal het anders doen.

WE WORDEN BESTOLEN! NIET VOOR DE NATUUR, NIET VOOR DE PAS KNELGEVALLEN

MAAR VOOR DE BV NEDERLAND.!!!!
demelkboer
Dat wisten we een jaar gelden ook al
Nijhof
@John Spithoven Misschien een sectorplan optuigen??
@John Spithoven EN LTO LAAT HET GEBEUREN > !!!
+1
marcsterreborn
accu
@Detukkeroettwente waarom sommige sector partijen het niet willen zien

carola heeft bestuurder in de macht. dit alles heeft te maken met de WOB verzoeken van de Gelderlander . als ze niet mee werken maakt ze het openbaar . dat zal ze toch wel moeten omtrent het verdrag van Aarhus . ze krijgen nu uitstel . de adressen die ge WOB,T zijn hebben bijna allemaal bezwaar gemaakt . als je niets te verbergen hebt dan is dat toch geen probleem . uit eerste analyse blijkt dat het er waarschijnlijk niet goed uit ziet voor de wob adressen . sommige stukken zijn al aangeleverd bij de Gelderlander
cornelissen
@accu Je bedoelt J. Verstraten e.d. Die heeft naar eigen zeggen oprecht gehandeld, tenslotte vroeg niemand om een NB, toen de stal aan het vullen was.
+4
Nijhof
Even een spiegel voor degenen die nogal verontwaardigd doen
De landbouw in de volle breedte heeft een oplossing aangedragen voor de stikstofcrisis
Onder de noemer: wij kunnen de oplossing zijn dmv plan lc maar dan moeten er wel centjes komen
Omdat het nodig is: hoe kun je zo iets verzinnen?
Het toppunt van naïviteit. Ga er maar van uit dat ze schik gehad hebben toen de tekst voor de wet geschreven is: beetje met voer, beetje met mest en stallen aanpassen. Allemaal gratis stikstofrekenruimte voor de bouw. Zo, nu weer verder met de bouw. De boeren slikken het wel.
+1
John Spithoven
Mbt PAS knelgevallen
Daar wordt bij de vergunde bedrijven ruimte vrij gemaakt die al in het systeem zit.
De pas knelgevallen gaan dus zorgen voor een extra krimp.

De overheid zet bewust de boel tegen elkaar op!!!
+1
John Spithoven
@John Spithoven Exact dezelfde truc als met fosfaat wordt toegepast.

Jongvee van Vleesvee dat bewust onder het fosfaat rechten systeem werd geduwd, dat zorgde voor een extra veekrimp.

Nu flikken ze het met stikstof door middel van de PAS knelgevallen nog een keer.

Niets geleerd!!!!
crisis
Quote Reactie van @John Spithoven:
Niets geleerd!!!

Gelukkig heb jij het door. Welke strategie adviseer je nu met SSC aan belangenbehartigers om gezamenlijk te volgen?
m uut m
@John Spithoven
Latente ruimte zit niet in het systeem toch ?
Alleen de werkelijke aantal koeien.
John Spithoven
@m uut m Gerealiseerde niet gebruikte ruimte zit niet in de RIVM depositie berekening.

Maar is wel onderdeel van het eigendom....
m uut m
@John Spithoven
Bij NB vergunning wel.
Bij PAS vergunning niet
JanCees
@m uut m klopt pas melder heeft nu geen eigendom
m uut m
@JanCees
PAS vergunning !
Heeft na 3 jaar geen latente ruimte meer indien deze nooit benut is.
jg
@JanCees Hypothetisch:Wat gebeurt er als nu N-rechten per koe ingevoerd worden ? Staatssteun?
JanCees
@jg Koeien hebben al een N excretienorm toch?
jg
@JanCees Dus toewijze per bedrijf, wel of geen vergunning....
JanCees
@jg vergunningen en N voor de landelijke berekening depositie zijn twee verschillende de eerste zijn rechten indien in gebruik de tweede is een rekengetal zonder recht
2speen
@JanCees Dat is productie van vloeibare N in mest volgens de meststoffenwet. Dit valt onder economische wetgeving. Staat los van N-emissie (rechten) welke onder ruimtelijke ordening vallen.
JanCees
@2speen zit toch echt anders N vloiebaar heeft hier niks mee te maken
+1
2speen
@JanCees [quote]

[Staat los] Dat bedoel ik daar ook mee
cornelissen
Quote:
="@John Spithoven" p="1812622"]Maar is wel onderdeel van het eigendom....

Zal ook wel moeten , anders is je nieuwe half lege stal . die voor je eigen thans toch al minder waard is door het fosfaatdrama, compleet waardeloos .

« Terug naar discussielijst

Deel ook jouw kennis en inzicht

De melkveehouderij staat bol van de ontwikkelingen. Elke dag worden er tientallen nieuwsberichten besproken en kennis gedeeld. Of je nu actief bijdraagt door foto's, video's, topics of reacties te plaatsen, of je zorgt er middels de stemknoppen voor dat de beste reactie naar boven borrelt.. Jouw kennis en inzicht m.b.t. de melkveehouderij kunnen deze site nét dat beetje beter maken. Maak ook een (gratis) account aan!

REACTIES
63
DEELNEMERS
21
WEERGAVES
0