fosfaatreductieplan moet terug naar de tekenkamer
Het College zal het beroep voor zover dat is gericht tegen de besluiten op bezwaar van verweerder over de overige periodes van de Regeling daarom gegrond verklaren en verweerder opdragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak
- verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen de besluiten op bezwaar van verweerder over de overige periodes van de Regeling gegrond en vernietigt deze besluiten
Deel ook jouw kennis en inzicht
De melkveehouderij staat bol van de ontwikkelingen. Elke dag worden er tientallen nieuwsberichten besproken en kennis gedeeld. Of je nu actief bijdraagt door foto's, video's, topics of reacties te plaatsen, of je zorgt er middels de stemknoppen voor dat de beste reactie naar boven borrelt.. Jouw kennis en inzicht m.b.t. de melkveehouderij kunnen deze site nét dat beetje beter maken. Maak ook een (gratis) account aan!
Laatste
Reacties
Bij besluit van 8 mei 2020 heeft verweerder het besluit van 27 oktober 2017 ingetrokken, het besluit van 3 augustus 2017 herroepen en heeft verweerder op grond van de Regeling aan appellant een bonusgeldsom toegekend van € 1.329,- voor periode 2.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De Regeling is op 1 maart 2017 in werking getreden en heeft tot doel de fosfaatproductie te begrenzen. Voor de periodes van de Regeling (lopend van maart tot en met december 2017) legt verweerder een heffing op aan een melkveehouder die meer melkvee houdt dan het referentieaantal op 2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder melkvee houdt dan het referentieaantal op de peildatum.
Omvang van het geschil
2. Het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2017 heeft, gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede betrekking op het besluit van 8 mei 2020. Omdat het besluit van 27 oktober 2017 is vervangen door het besluit van 8 mei 2020, en gesteld noch gebleken is dat appellant nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2017, zal het beroep daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat appellant alleen beroep heeft ingesteld tegen periode 2. Appellant heeft gesteld dat hij ook bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van verweerder over de overige periodes van de Regeling en dat het beroep betrekking heeft op alle periodes.
4. Het College maakt uit de gedingstukken op dat met het ingediende beroepschrift en de aanvullend ingediende stukken ook beoogd is beroep in te stellen tegen de besluiten op bezwaar van verweerder over de overige periodes van de Regeling. Dat betekent dat deze uitspraak op het beroep van appellant ook betrekking heeft op de besluiten van verweerder over deze periodes.
Knelgevallenregeling
5. Appellant exploiteert een melkveebedrijf. Appellant heeft op 31 maart 2017 een bijzondere omstandigheid gemeld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Regeling (knelgevallenregeling) en verzocht om het referentieaantal te verhogen. Verweerder heeft dit verzoek in eerste instantie afgewezen. Bij het besluit van 8 mei 2020 heeft verweerder dit verzoek voor periode 2 alsnog toegewezen en het referentieaantal van appellant voor die periode met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de Regeling verhoogd. Verweerder is daarbij van 27 maart 2012 als alternatieve peildatum uitgegaan.
6. Voor zover het beroep van appellant is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om zijn referentieaantal te verhogen, is het College van oordeel dat niet valt in te zien waarom er reden zou zijn niet ook in de overige periodes toepassing te geven aan de knelgevallenregeling van artikel 12, tweede lid, van de Regeling. Het College zal het beroep voor zover dat is gericht tegen de besluiten op bezwaar van verweerder over de overige periodes van de Regeling daarom gegrond verklaren en verweerder opdragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Verder maakt dat uit artikel 19l van de Natuurbeschermingswet 1998 volgt dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de instandhouding van een op grond van die wet aangewezen gebied of een Natura 2000-gebied en een ieder verplicht is om handelingen achterwege te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat daardoor nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt,
6.2.7
In dat verband is van belang dat appellante na overname van de bedrijfslocatie, in de periode 2012-2015 heeft geïnvesteerd in de opbouw van de melkveehouderij. Er kan niet worden vastgesteld dat appellante de dieren op de peildatum legaal hield, aangezien alleen de Aerius-berekening is overgelegd en niet de daarbij horende PAS-melding dan wel vergunning op grond van de Nbw. Nog daargelaten dat uit de jurisprudentie van het College volgt dat in geval van het ontbreken van de benodigde vergunningen
De bescherming van het milieu en de volksgezondheid en het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van appellante.
23-06-2020ECLI:NL:CBB:2020:412Instantie:College van Beroep voor het bedrijfslevenZaaknummer(s):18/2202Datum publicatie:19-06-2020
artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet
artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Fosfaatrechten. Fosfaatrechtenvaststelling niet in strijd met artikel 1 van het EP. Geen individuele en buitensporige last. Niet is komen vast te staan dat sprake was van een legale uitbreiding nu niet is aangetoond dat appellante op de peildatum beschikte over een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
deze is wet is wel van toepassing op die man met die 30 vaarzen zonder NB vergunning
Voor de oplegging van de ontnemingsmaatregel is het niet noodzakelijk dat het bewezenverklaarde strafbare feit ook daadwerkelijk financieel voordeel opleverde. Uit het tweede lid van artikel 36e Wetboek van Strafrecht volgt dat de ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde strafbare feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. Dit kan ertoe leiden dat de veroordeelde voordeel moet terugbetalen aan de Staat terzake een ander strafbaar feit (dan waarvoor hij is veroordeeld), indien het voldoende aannemelijk is dat hij het feit heeft begaan en dat daarmee financieel voordeel is behaald.
De hoogte van de ontnemingsvordering wordt door het Openbaar Ministerie vastgesteld aan de hand van standaardberekeningen in het BOOM-rapport.
is in de bijlage bij die brief wel geconstateerd dat er meer volwassen rundvee aanwezig is dan vermeld in de Nbw-vergunning, dat het vee moet worden teruggebracht naar de vergunde aantallen
dus nu is het wel duidelijk
. de wet is wel gaan gelden op 1jan 2018.
maar wanneer is die ingegaan . bij mijn nog nooit . er staat geen ingangs-datum op de beschikking dus is i tot op heden niet geldig
Heb je zo meteen gelijk, krijg je nog niet wat je wilt, Ronald.
het klinkt raar maar toch is het zo volgens de wet .
en zo gaat het ook met de N rechten geburen . als jullie blijven slapen . de tijd van praten met de overheid is voor bij .
Het geeft wel jurisprudentie die in het kader van het rechtenstelsel gebruikt kan worden.
Graag zie ik ook de bron. Iedereen kan dit ook zelf opschrijven dus @waakhond geef de referentie even ...
mag de meststoffenwet wel gebruikt worden voor staatssteun en fosfaat rechten . ?????
WAAR VOOR IS DE MESTSTOFFENWET
Verbod op détournement de pouvoir
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
Het verbod op détournement de pouvoir, gedeeltelijk Frans voor 'machtsverdraaiing' of (meer gebruikelijk in Vlaanderen) 'afwending van bevoegdheid' of 'machtsafwending',[1] is een verbod voor bestuursorganen om bestuursbevoegdheden te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze gegeven zijn.
Dit verbod is in Nederland ontstaan uit jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden en is nadien gecodificeerd in art. 3:3 Awb.
Meststoffenwet
Geldend van 20-02-2020 t/m heden 108 Meststoffenwet Meststoffenwet Meststoffenwet Meststoffenwet Meststoffenwet Meststoffenwet
Wet van 27 november 1986, houdende regelen inzake het verhandelen van meststoffen en de afvoer van mestoverschotten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het verhandelen van meststoffen, zowel in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor zij zijn bestemd als in het belang van de bescherming van de bodem, en voorts regelen te stellen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten;
1 PAS melders moeten nu hum eigen melden voor 14 augustus.( dat heet aanvraag ) ook pas melders in de overige sectoren moeten dat. dat heet mee dingen naar N rechten .
2 de aanvragen moeten gepubliceerd worden ( vergelijk het het met een bouwaanvraag )
3 na de publicatie kan er een zienswijze worden ingediend
4 de N rechten gaan verdeelt worden na behoeften denk hier bij aan de dieren die vergund zijn in de oude NB DATUM 30-6-2015
5 de rechten worden maar voor bepaalde tijd uitgegeven ik denk +- 2 jaar
6 na het einde van de loopperiode begint het weer van voor af aan
dit heet schaarse N RECHTEN
fosfaatrechten zijn ook schaarse rechten. dan weten jullie wat er fout is gegaan met de invoer van fosfaatrechten