De voederbiet is nagenoeg hetzelfde soort biet als de suikerbiet, maar met een lager suikergehalte. De bietenteelt is grotendeels verdrongen door de maïsteelt, die bij de oogst en vervoedering minder arbeid vraagt, maar er zijn nu nog steeds melkveehouders die de bieten aan hun koeien voeren, al dan niet vermengd met maïs.
Het gebruik van deze biet stamt al uit de 18e eeuw. Vroeger werden er in Nederland en België veel voederbieten geteeld. Tussen 1861 en 1870 werd er 5700 ha voederbieten in Nederland geteeld en in 1920 was dit opgelopen tot 34000 ha. In 1948 werd er zelfs 66000 ha verbouwd en werd er onderscheid gemaakt in Rijkmakers, Groenkragen, Rosekragen, Barres, Stompvoeten en overige typen. In 2005 werd er rond 500 ha voederbieten in Nederland verbouwd en in 2014 zelfs nog maar 279 hectare.
Het blad werd in de herfst vervoederd en de bieten werden voor de winter ingekuild, om 's winters aan de koeien te voeren. De bieten werden niet in hun geheel gevoerd, maar met een bietensnijder eerst in stukken gesneden. De opbrengst per ha aan bieten is ruim 16000 kg drogestof en aan bladeren met kop 4000 kg en is daarmee een gewas met de hoogste opbrengst. Soms worden de gesneden bieten met maïs gemengd en ingekuild.